Harry ‘ons pap, was vroeger op agrarisch gebied de tijd al ver vooruit. Een klein moestuintje achter zijn huis was alles voor hem. Vooral biologisch tuinieren. Geen onkruidverdelger en géén vergif op zijn gewassen. Hij teelde verschillende soorten groentes zoals : andijvie, spinazie, snijbiet, boontjes, een klein hoekje met piepers en ‘veul slaoi’. Vaak stond ‘ons pap’ als een standbeeld naar zijn groentetuintje te kijken, voordat de eerste kiem uit de grond kwam. En als er per ongeluk onkruid bv : boterbloem, weegbree, brandnetel, een kevertje of een slakje in de sla of spinazie zat, zei Harry: ‘Och, doar godde nie dood an, dé kunde gerust opéten, Nu in deze tijd hoor je steeds vaker dat mensen in speciale restaurants insecten eten. Het schijnt gezond te zijn. Daarom zijn wij ………..

Een paar keer in de week aten wij een grote bord piepers met slaoi, die in een regenton gewassen werd. ‘Godsie alwer Slaoi,’ riepen mijn broer en ik vaak tegenlijk. Harry ging meteen ‘over’Den Bosch’met zijn biologisch verhaal. Hoe gezond het was voor je lichaam, omdat de groente niet met gif werd bespoten en vers uit de grond kwam. De fles met slasaus stond ook niet op tafel, want daar hield Annie ‘ons mam’ niet van. Wel de echte ‘juinpijpkes’, oftewel ajuinpijpjes met de speklapjes. Harry herhaalde vaak deze zin, ‘Vroeger in de oorlog, toen we thuis nog met een groot gezin waren en weinig geld hadden, kookte ons ‘moek’ al vegetarisch, veul piepers, die niet geschild werden, omdat ze zo klein en gratis waren met groente, die ze nu in deze tijd zouden weggooien. Ze noemde ons ‘De slanke jongens van Verkooijen’.

Elk slablad werd door mij nauwkeurig nagekeken, of dat er een verscholen insect naar mij zat te loeren. Wij hebben vroeger ‘dat weten wij zeker, menige keer insecten gegeten. Af en toe komt het nog ter sprake. Een goede vriend van Harry die uit het westen van Nederland kwam en niks met moestuintjes had, zei vaak tegen Harry. ‘Jullie Wijchenaren hebben alleen maar verstand van sla en stront!’ Hij had gelijk!