Mijn levensverhaal begint, toen ik in 1953 geboren werd. Mijn vader die in 1951 terug kwam uit Indonesië trouwde met zijn Annie die meer dan drie jaar op Harry gewacht had. Mijn vader en moeder trouwden in 1952 en precies  negen maanden later kwam ik. Twee jaar later werd mijn broertje geboren.

Wij waren een leuk, klein gezinnetje, want in die tijd waren er nog grotere gezinnen. Ik groeide heel beschermend op. Onze familie woonde allemaal naast elkaar: opa, oma, oom, tante, neven en nichten in de Haagdoornstraat. Ik heb een hele leuke jeugd gehad in onze buurt.

Op de Mariaschool ging het wat minder, ik vond er ook niks aan. Ik heb de zes klassen doorlopen en daarna was het vanzelfsprekend naar de huishoudschool. Ik was op de lagere school al slechthorend, wat ze toen nog niet in de gaten hadden, thuis ook niet.

Anderhalf jaar heb ik op de huishoudschool gezeten. Ben toen thuis gebleven, wat mijn ouders toen goed vonden. Toen ik 15 jaar was ging ik solliciteren in een kapperszaak in Nijmegen, Graafseweg hoek Groenestraat en daar werd ik aangenomen.

Voor de kappersopleiding haalde ik mijn diploma met aardige  punten, behalve voor Nederlandse taal. Een onvoldoende, maar dat interesseerde mij helemaal niet. Mijn dialect heeft mij soms belemmerd. In een kapsalon, moet je de Nederlandse taal praten met je klanten. Dus hield ik mijn mond maar. Je wordt daar heel slim in. Dat is zo altijd gebleven.

Ik was wel al heel jong lid van de Bibliotheek, dus ik heb wel veel gelezen en ook voorgelezen. Maar mijn probleem ging hoofdzakelijk over het schrijven en het goed uitspreken. Van lieverlee ging ik meer in het Nederlands praten met mensen die mij niet kenden, maar toch struikelde ik steeds weer over mijn dialect, de rode draad, waar ik een verschrikkelijke hekel aan kreeg, vooral toen ik in 1988 in de bibliotheek ging werken. De meeste collega’s spraken geen dialect. Vaak durfde ik niets te vragen of mijn mening te geven. Zo is het altijd geweest.

Toen ik 10 jaar was en in de laatste klas zat van de Mariaschool ging ik piano studeren. Dat deed ik in Nijmegen op zaterdagmiddag, zes jaar lang, met zang erbij. Dat ging goed, ik hoefde dan niet te praten.

In 1992 hebben we nog een kroeg gehad in het centrum van Wijchen. Toen heb ik mijn Horecadiploma gehaald. Op een goede dag zei een klant tegen mij dat ze het jammer vond dat ik dialect praatte. Dat is me altijd bij gebleven, toch weer die rode draad.