Persoonlijke verhalen van een echte Wijchense dern.

Categorie: Wijchense verhalen (Pagina 1 van 2)

Bioloog

Harry ‘ons pap, was vroeger op agrarisch gebied de tijd al ver vooruit. Een klein moestuintje achter zijn huis was alles voor hem. Vooral biologisch tuinieren. Geen onkruidverdelger en géén vergif op zijn gewassen. Hij teelde verschillende soorten groentes zoals : andijvie, spinazie, snijbiet, boontjes, een klein hoekje met piepers en ‘veul slaoi’. Vaak stond ‘ons pap’ als een standbeeld naar zijn groentetuintje te kijken, voordat de eerste kiem uit de grond kwam. En als er per ongeluk onkruid bv : boterbloem, weegbree, brandnetel, een kevertje of een slakje in de sla of spinazie zat, zei Harry: ‘Och, doar godde nie dood an, dé kunde gerust opéten, Nu in deze tijd hoor je steeds vaker dat mensen in speciale restaurants insecten eten. Het schijnt gezond te zijn. Daarom zijn wij ………..

Een paar keer in de week aten wij een grote bord piepers met slaoi, die in een regenton gewassen werd. ‘Godsie alwer Slaoi,’ riepen mijn broer en ik vaak tegenlijk. Harry ging meteen ‘over’Den Bosch’met zijn biologisch verhaal. Hoe gezond het was voor je lichaam, omdat de groente niet met gif werd bespoten en vers uit de grond kwam. De fles met slasaus stond ook niet op tafel, want daar hield Annie ‘ons mam’ niet van. Wel de echte ‘juinpijpkes’, oftewel ajuinpijpjes met de speklapjes. Harry herhaalde vaak deze zin, ‘Vroeger in de oorlog, toen we thuis nog met een groot gezin waren en weinig geld hadden, kookte ons ‘moek’ al vegetarisch, veul piepers, die niet geschild werden, omdat ze zo klein en gratis waren met groente, die ze nu in deze tijd zouden weggooien. Ze noemde ons ‘De slanke jongens van Verkooijen’.

Elk slablad werd door mij nauwkeurig nagekeken, of dat er een verscholen insect naar mij zat te loeren. Wij hebben vroeger ‘dat weten wij zeker, menige keer insecten gegeten. Af en toe komt het nog ter sprake. Een goede vriend van Harry die uit het westen van Nederland kwam en niks met moestuintjes had, zei vaak tegen Harry. ‘Jullie Wijchenaren hebben alleen maar verstand van sla en stront!’ Hij had gelijk!

Apen

Halfweg jaren zestig, had mijn oom die naast ons woonde in de Haagdoornstraat, drie apen. Echte apen! Wat heel bijzonder was in de buurt. Een tijdelijke opvang, totdat ze naar de dierentuin in Arnhem terecht konden. Juli en Roelie, twee kapucijn aapjes en Berry, een grote wolaap met een hoog libido gehalte. Herhaaldelijk werden de aapjes misbruikt door Berry, ‘niet strafbaar bij de apenfamilie‘. Mijn nichtjes en ik, ‘wij waren toen tieners‘, kregen dikwijls seksuele voorlichting te zien bij apen.

Op een middag vroeg Mari Coenders, die toen nog maar een menneke was aan mijn oom of hij de grote aap Berry mocht aaien. ‘Jaaa zei Jo, dat mag wel, maar dan moet je eerst een paar keer langs de ren lopen, zodat ie jou herkent. Mari liep een paar keer heen en weer, doch iets te dicht langs het gaas. De grote wolaap greep hem meteen bij zijn haren. Het snuutje van Mari zat vast tegen het gaas aan. Berry, de heetgebakerde aap sprong en krijste, maar hield wel de haren stevig vast van Mari, die ook moord en brand schreeuwde Daar had Jo niet aan gedacht en ging vlug de kooi in om de grote aap af te leiden. Wat ook lukte! Gelukkig voor de “helemaal over de rooie” Mari, die gesust moest worden door Jo. In de loop der jaren heeft Jo zich vaak ontfermd over Mari.

Dat apen op mensen lijken dat weten we. Op een middag wilde ome Jo een middagdutje doen en besloot om Berry in de nachtkooi te doen zodat de twee kleine aapjes ook even rust hadden, maar helaas. Hij had niet in de gaten dat Berry stiekem een steen had binnen gesmokkeld en bezig was om een ruit eruit te tikken met de steen. Rust verstoord voor ome Jo. Slimme Berry!

Op een zomerse middag , terwijl ik even naar mijn nichtje Janny was die naast ons woonde, een gevloek en getier hoorde. Oei! riep ik naar mijn nichtje. Vlug renden wij en andere familieleden naar buiten om te kijken wat er toch aan de hand was. Annie ‘ons mam’, stond buiten met haar armen naar boven te zwaaien en jungle geluiden te roepen naar een van de slaapkamers. Aldaar sprong één ontsnapt kleine aapje van het ene gordijn naar het andere gordijn. Het aapje ontblootte ook nog zijn tanden. Het was net of hij ons uitlachte. En Annie riep maar, dat haar gordijnen helemaal naar z’n mallemoer waren. Al met al een heel komisch tafereel. Jo, haar broer heeft uiteindelijk het aapje voorzichtig uit de gordijnen gehaald, die desondanks heel waren gebleven. Gelukkig heeft Annie toen ze rustig was, door de hele commotie er ook om moeten lachen en Harry ‘ons pap’ die het hele schouwspel niet mee had gekregen nog veel harder.

Een van de dochters van Jo is later nog naar de dierentuin geweest om te kijken, of de apen er nog waren. De herkenning was wederzijds.

“De Ploeg “

Vrijwel iedereen ging eind jaren zestig & zeventig naar zaal Verploegen( De Ploeg, een dancing) in de Woezik. Met onze vriendenkring gingen wij er elke zaterdag en zondagavond naar toe: Bomvol! Als we binnen kwamen stormden wij gelijk naar de rechterkant van de bar. Ieder groepje had zijn eigen plekje…Af en toe waren ze ons voor.

Uit Bergharen, Beuningen, Ewijk, Deest, Druten, tot zelfs uit Angeren, kwamen ze naar de ploeg toe. Uit Nijmegen weinig. Leuke Bandjes, vooral als de New Four uit Mierlo speelden met de top veertig muziek uit die tijd, of Mouth & MacNeal, Jacques Herb, (Manuela) Ook trad er nog een beroemde Britse popgroep ” the Fourtunes”met hun grootste succes, ” You’ve got your troubels” op in zaal verploegen. En één keer een Amerikaanse Motownband, weet alleen de naam van de band niet meer. The temptations, of The Trammps.

Op een zaterdagavond kwam ‘Gradje de Ploeg eigenaar,’ richting ons groepje lopen, omdat hij vond dat er een vreemd luchtje hing. Een vriend van ons was net even van tevoren met de Puch ‘brommer’ naar Nijmegen (Extase) gegaan om wat wiet te kopen en dát rook Gradje. Wij zeiden, dat wij een nieuw merk sigaretten hadden gekocht en dat geloofde hij. Wij hielden ook niet zo van dat mauwmuziek wat daar speelde, meer van het ruige, jankende gitaren muziek zoals : Deep Purple, ‘Smoke on the water’ of Led zeppelin ‘Whole Lotte Love, The Rolling Stones, Sympathe For The Devil. 1969.

Wij scholden weleens op de ploeg, als we zaterdags met mekaar hadden afgesproken. Op een gegeven moment heb je het wel gehad. Velen kregen verkering en trouwden. Tijd voor een andere locatie!

Wij gingen richting het centrum, omdat er een alleenstaande vrij jonge uitbaatster ”Annemiek” het over had genomen van de familie Essing. Het heette voortaan “De Drie Mispelbloemen.” Dit was een aanwinst voor ons!

“Gastarbeiders”

Omstreeks eind jaren vijftig kwamen vele gastarbeiders naar Europa om te komen werken. Zo ook in ons toentertijd kleine dorpje Wijchen, waar men uitsluitend het Wijchens dialect praatte.

Een van de eerste gastarbeider die in Wijchen kwam werken was een vriendelijke, goedlachse Turkse man met een enorme grote snor, die een baan achter de vuilniswagen had en door de straten van de Valendries liep. Omdat hij een moeilijk uitsprekende naam had, noemde iedereen hem “de snor”. Vele mensen kennen hem nog. Hij heeft de Nederlandse taal nooit goed kunnen leren in een dorp waar men enkel en alleen maar het Wijchens dialect tegen hem praatten.

De volgende anekdote is van Wim Hendriks (konijnenboer) die op de hoek Acacia- Haagdoornstraat woonde en mij recent dit verhaal stuurde over een gastarbeider, die noch kon fietsen, laat staan kon rijden op een bromfiets. Maar het graag wilde proberen op een bromfiets van een paar jonge buurtbewoners die hem het wel eventjes wilden leren, met de nodige uitleg, voordat hij mocht gaan rijden. Het starten ging goed. Beetje bij beetje gas erbij. Je voelt hem al aankomen. In plaats om de bocht te nemen, ging de man vol gas over het tegelpad richting ‘’Peukie Arts, Haagdoornstraat’’ en reed met volle vaart tegen de voordeur aan van de familie Coenders, die stijf van schrik in de huiskamer zaten. Terwijl de man helemaal over de toeren met de bromfiets in de gang tot stilstand kwam. Nadat ze uitgelachen waren, toch met zijn allen geholpen om de schade van de gesloopte voordeur zo goed mogelijk te repareren. De arme man was helemaal over de zeik en moest gekalmeerd worden.

Hangplek “De Lip”

Omtrent 1969.

Elke avond rond zes uur gingen mijn vriendinnen en ik uit onze straat naar het grasveld tegenover de friettent lepoutre, “De Lip’’, die er nou nog staat als cafetaria.

Een ontmoetingsplek, waar gelachen, gedold, veel sjekkies gedraaid werden en af en toe iets te eten of drinken halen.

Wel vroeg de eigenaar van de friettent op een zomerse avond aan ons of wij het afval voortaan in de afvalemmer wilden gooien, ook voor de omgeving en wat wij ook deden. Vooral omdat ie het zo netjes vroeg aan ons. Onze generatie werd toen al milieu bewust gemaakt.

De mode en muziek was heel belangrijk in die tijd, Swinging Sixties.

De jonge mannen hadden lange haren en reden met een Puch, Tomos, Kreidler of Zundapp. Heel stoer! En wij de meisjes droegen lakjassen, Flower power broeken, mini jurkjes of rokjes in de steil van “Twiggy”. Vooral de ogen werden zwaar opgemaakt met zwarte eyeliner, daar moest je wel even voor gaan zitten. “Ons pap Harrie zei altijd, “och jee, ze gaan weer op oorlogspad”.

Van heinde en ver kwamen ze met hun brommers uit Beuningen, Ewijk, Deest en Druten naar onze hangplek in Wijchen. 

“Langharig tuig!” noemde ze ons.’’Komt niks van terecht’’. Bij ons thuis hadden ze er geen moeite mee. Negen uur ’s avonds waren we weer thuis. Deze tijden zijn inmiddels wel veranderd. En wij het “langharig tuig’’ zijn allemaal goed terecht gekomen. Al zij het met minder haar en grijs.

Geweldige tijd!

Marion Verkooijen

Het leven in de Valendries

De Valendries, een grote wijk in Wijchen die vlak na de oorlog  werd gebouwd.  De meeste mensen in deze wijk praatten “Het Wijchens Dialect”.

Omstreeks 1955 kwamen ons mam en pap, mijn broer en ik op d’n Valendries in de Haagdoornstraat op nummer 18 wonen. Naast elkaar met  opa, oma, ooms, tantes, neven en nichten.

De  meeste mannen uit de Valendries werkten overdag en de vrouwen zorgden voor het huishouden, zonder het moderne apparatuur van vandaag. Ook geen televisie. Bij de familie Bosman tegenover ons in de Haagdoornstraat gingen verschillende kinderen uit de buurt op de woensdagmiddag  kinderuurtje kijken voor een dubbeltje en de schoenen uit. Geen van allen hadden het breed, maar was tevreden.  Ons mam Annie was als een van de weinige vrouwen uit die tijd die werkte. ‘’Geld verzoent de arbeid’’ zei ze altijd tegen mij en mijn broer. Die zin hebben wij altijd onthouden. Jarenlang heeft ze bij Daalderop aan de Nieuwenweg  met plezier gewerkt, totdat de fabriek ging verhuizen naar Tiel. Dat vond ze een gedoe met trein en bus, bovendien veel te ver weg. Maar heeft nog altijd spijt dat ze in haar jonge jaren het rijbewijs niet heeft gehaald.

Adje en Greet Verkooijen woonden in de Haagdoornstraat op nummer 22. Ze hadden negen kinderen. Elke dag kwam er wel een zoon of dochter binnenlopen waar de koffie altijd klaar stond. Adje en oma Greet hebben nog meerdere kinderen gehad, maar zijn helaas jong of bij de geboorte overleden. Oma zei altijd, dat ze van elk kind gehouden heeft.

Drie zonen Hemmie, Wim en Gradje speelden voetbal in het eerste van A W C. Vandaar dat het op zondagmiddag, na de voetbalwedstrijd in de huiskamer van Adje en oma propvol zat met eigen kinderen en vele van de achttien kleinkinderen. Vervolgens werd er stevig gediscussieerd en geanalyseerd over de wedstrijd met de nodige humor waar ze om bekend stonden. Oma Greet had ook haar eigen mening en opa Adje zat alles af te luisteren. En ging het niet over voetballen dan werd er gedebatteerd over Rusland en China. Iedereen tetterde door mekaar heen. Verschillende zonen en dochters van Adje en oma hebben achteraf een ‘politieke carrière ‘gemist. De aangetrouwde hielden wijselijk hun mond. Wandelaars die langs hun huis liepen stonden weleens stil vanwege de volume die uit het huis van de familie Verkooijen kwam. Hoe dat allemaal in dat kleine huiskamertje kon, weten we nu nog niet. Daarbij werd er volop gerookt in het huis, wat toen heel normaal was. Kun je nagaan wat dat betekende voor onze oma, die de hele dag in een ‘rookstoel’ zat en zelf niet rookte. Een blauwe walm.                                                                                                         

Totdat de jongste zoon van Adje en oma met de eigengemaakte  bitterballen, met vlees erin van de “Butjes uit Oss” op tafel zette. Dan moest je snel en niet bescheiden zijn om ook een bitterbal te grijpen, anders was de schaal al leeg. Op  latere leeftijd kreeg oma Alzheimer en dacht dat ze nog kleine kinderen had, waar ze heel bezorgd over was. Maar ook Adje snapte er niks van.

Buiten spelen met de buurt

Na schooltijd speelden we in de zomer altijd buiten. In het midden van de Haagdoornstraat lag een grasveldje met rondom bomen. Precies goed om slagbal tespelen. Vooral in de zomer met warm weer, zaten de buurtbewoners ‘op een paar na,’ voor in eigen tuin met elkander praten, lachen, beetje dollen met de watersproeier en tevens de kinderen in de gaten houden. Vooral Harry, mijn vader, die overdreven bezorgd was.   Leuke tijd…….                                                                 

Het was ook niet zo druk als nu in het verkeer. Daarom deden we met z’n allen vaak spelletjes op straat. We deden hinkelen, elastiek twist, tollen, tikkertje, kaatsballen en stoeprand. In de vakantie periode speelden we land verrovertje in het welpenbos vlak naast de ‘Blije Dries’ of met warm weer met z’n allen zwemmen in de vijver tussen de kikkers. In het bos slootje springen vlakbij het AWC terrein en in de winterdag gingen we op de vijver schaatsen.
Met de hele buurt naar het bos gaan, dat doen ze  tegenwoordig niet meer.  De meesten hadden een fijne jeugd. Er waren altijd wel een paar gezinnen in de buurt waar het minder goed mee ging, maar als kind merk je daar toen niet zoveel van.

Toen we klein waren gingen we naar de kleuterschool in het ‘Laantje’, een oud gebouw met nonnen. Daar had ik niet zoveel mee, op één na, ik weet de zusternaam niet meer. Mijn broertje die twee jaar jonger was dan ik mocht af en toe mee. Hij mocht dan naast mij zitten. Vaak viel ie in slaap en ik  moest dan blijven zitten tot ie wakker werd. Dat vond ik toen niet zo leuk.

 Toen naar de grote school, De Mariaschool. De Maria- en de Franciscusschool stonden aan de Oosterweg tegenover elkaar. Een klas bestond uit minimaal vijfendertig kinderen. Voor die tijd, ongeveer eind jaren vijftig, waren het grote klassen. We hadden les van maandag tot vrijdag. Later ook nog de zaterdagochtend, dat vonden de meeste niet zo erg en de ouders ook niet. Meestal deden we op zaterdag leuke dingen, tekenen, zingen, voorlezen, enz. Ook de nonnen gaven nog les, die vond ik persoonlijk niet allemaal erg vriendelijk.

Iedereen die in die tijd op school zat kende juffrouw Simons, een rare excentrieke juf. Ik heb gelukkig niet bij haar in de klas gezeten, want ze had gemene trekjes, slaan met het liniaalstokje, spugen als je een snoepje in de mond had, met de armen omhoog blijven staan, en owéé als je armen iets begonnen te zakken, dan kreeg je er van langs. Misschien heeft ze zelf als kind dat ook mee gemaakt, wie zal het zeggen. Op de jongensschool was het idem dito, daar werd door sommige leraren ook geslagen. Verschillende jongens van toen, weten dat nu nog precies te vertellen.

Hemmie

Hemmie was de middelste broer uit het grote gezin van mijn vader Harry, die de oudste was. Hemmie woonde met zijn jongste broer Hein, als laatste twee vrijgezellen nog bij onze oma en “Atje”, zo noemde kinderen en kleinkinderen onze opa. Een afkorting van Antoon.

Hemmie is lang vrijgezel gebleven, voordat hij de liefde van zijn leven, een vrouw met zeven kinderen trouwde. Die hij altijd als zijn eigen kinderen heeft beschouwd. Voor zijn trouwen, toen Hemmie nog thuis bij oma en Atje woonde, gebeurde er altijd wel iets, wat typisch voor Hemmie was. Zo kon hij prachtig zingen en gitaar spelen op zijn handgemaakte Spaanse gitaar. Maar af en toe was Hemmie ook een kluns, waar wij neven en nichten het nog vaak over hebben en om moeten lachen.


Een paar leuke anekdotes van Hemmie.
Oma zou de boodschappen doen voor een recept. Zij vroeg aan Hemmie wat voor kruiden erin moesten en Hemmie begon alle kruiden op te noemen die in de ‘hete kip’ moesten: “Bali, Lombok, Sumba, Sumwaba, Floris en Timor”. De eilanden uit Indonesië noemde Hemmie op. “Ooooooh”, zei oma, “mot det allemol erin en waor mot ik dè kopen”. “Bij dun Brusch” zei Hemmie, vroeger de poelier in de Esdoornstraat.
Hemmie vond nasi goreng lekker. Maar oma had niet zo’n zin om het te maken en kocht nasi goreng ‘Koenvisser’ uit een blik. Wie kent het nog?

Nietsvermoedend begon Hemmie te eten en kokhalsde ervan: Niet te eten en gooide van kwaadheid, niet op zijn moeder, de nasi buiten bij een boom, waar een tel later een hond kwam aanlopen die aan de nasi snuffelde en die meteen weg liep : “Kijk us naar buiten” zei Hemmie, “unne hond lust ut nog niet”!

Wijchense kermis

Vanaf mijn zevende levensjaar herrinner ik mij de Wijchense kermis. ‘Ons pap’ en ‘ons mam’ gingen drie of vier dagen naar de kermis. De meeste Wijchenaren gingen ’s morgens vroeg  bij mekaar aan en liepen om een uur of elf naar de dubbele danstent in de Kasteellaan, voorheen de Zandstraat.

Van die ouwerwetse dansen bv, de mazurka, kruispolka, wals, tango. Kinderen gingen ook wel eens mee. Was mooi om af te kijken. ’s Middags tegen vier uur ging de danstent een paar uur sluiten. Glazen spoelen, vegen, nieuwe houtkrullen op de vloer. Dat wat om de vloer een beetje glad te maken, om goed te kunnen ‘rock en rollen en te twisten.’

’s Avonds weer terug. Op zondagmiddag ging ‘onze Tonnie’ en ik met ons pap en mam rondje kermis en dan naar ons opa en oma. Daar bleven wij slapen. Op maandag kregen we een dagkaart voor de hele dag op de cakewalk. Vonden wij en de meeste leuk. ’s Avonds waren we hélémaal tureluurs. Mallemeulen, touwke trekken en de schiettent, simpele kermis attracties.

In de pubertijd ging ik met mijn vriendinnen, Marijke, Janny, Nellie, Hennie, ‘mar un bietje schupe’ over de kermis, of nor Hent Gerrits, een cafetaria, daor konde moi zitten. Un frietje ètè mit un gleske limonade, veul geld hadde we nog niet.

Muziek uit de jukebox en moie mennekes. Toen we un jaor of zestien, zuventien ware, gingen we ok nor de tent. De misste kregen of hadde al verkering mit de Wijchense kermis. We gingen toen mit un heel stel, misstal familie. We kende mekaor allemol.

Er werd  wat af gedanst, de vloer dreunde, vooral op de nummer één hit, I Can Get No {Satisfaction} van de Stones uit 1965. Elf uur ’s morgens waren we der al en laoter op de middag ging het dicht. Um zes uur stond er al wer unne lange rij mit un entree kaartje in de hànd.

Unne keer was het zo heet, dè Hentje Hein in de tent naor boven klom, want hij was mager en lenig, um ut zeil los te maken. ‘Un bietje frisse lucht, zei Hentje, ‘anders godde kapot’. Tègen vier uur gingen ze effe sluiten. Want dan gingen de miste slaopen en niet te vergeten de wekker te zetten, want ge wou niks missen. Of mit un heel stel bij iemand eieren bakken of soep ète, zelfs hele maaltijden werd er gekokt.

Ons pap en ons mam gingen elk jaor ‘s mondags mit de kermis ète mit Nollie en Wim, Henk en Annie nor ‘Trui en Knilles’, de ouders van Wim, die wonde vlak bij de Meshalle. Soep, piepers mit bontjes, vleis en pudding uit de fles. En daornor liters koffie mit in un keukske.

Dinsdag mit de kermis was het un stukske minder druk. Veul mit un kater, of ut geld was op. Veul minsen die ik kende, hebben verkering gegregen mit de Wijchense kermis en zijn mit mekaor getrouwd zeide ze laoter. Ik denk nie, dèk ooit unne Wijchense kermis heb over geslagen.

Op un gegeven moment godde mit oewe lijftijd verkassen. Van de tent gingen we richting Geert Sanders en café de Reuver in de Kasteellaan. Jaoren zijn we daor gebleven. Het hiet nu al jaaaaren  Sterrebosch. En kregen we honger, dan richting ‘Bloedje Hormes’ nor de karbonaadjes. Het frituurvet droop af van het ribbelblaadje. Maar iedereen vond ze lekker.

De Mariaschool

De Mariaschool stond aan de Oosterweg tegenover de Franciscusschool. Een klas bestond uit minimaal vijfendertig kinderen. Er waren dubbele klassen, klas A en klas B. Daar zat wel verschil in. De meeste middenstand kinderen in die tijd zaten in klas A. In klas B kwamen de meeste van de Valendries, dat gold ook voor de jongensschool. Er werd onderscheid gemaakt!

Het was een mooie school met een grote speelplaats. We deden allerlei leuke spelletjes buiten die de jongelui van tegenwoordig niet meer kennen bv: hinkelen, kaatseballen, elastiek twist, tollen, tikkertje, stoeprand, maar dat deden we thuis in de straat, wand je moest een trottoirrand hebben, verstoppertje spelen, ik tel tot tien, ‘wie niet weg is, is gezien: iiik kom’.

s’ Maandags tot vrijdag hadden we les, van half negen tot twaalf en ‘s middags van half twee tot vier. later ook nog op zaterdagochtend van negen tot twaalf. Dat vonden we niet zo erg, want dan deden we meestal leuke dingen bv: tekenen, voorlezen, zingen.

Er waren ook een paar nonnen die les gaven. Ze waren niet allemaal even vriendelijk. Dat vonden er velen. Volgens mij waren het gefrustreerde vrouwen, anders geaard, wat toen in die tijd een schande was, dan werd je maar non. Toen ik veel ouder was heb ik dat wel eens van familieleden van een non of pater gehoord. Maar zo waren ze niet allemaal. Ook op een andere manier gingen er jonge vrouwen het klooster in. Het was ook een eer. Dat gebeurde vroeger ook bij het overbuurmeisje van mijn moeder. Zij verbrak haar verloving en ging het klooster in. Ook haar naam Annie veranderde in zuster Fiannie.

 Ook was er een juffrouw die nog veel erger was. Iedereen die op deze school heeft gezeten kent haar als ‘De Siem.’ Ik heb gelukkig niet bij juffrouw Simons in de klas gezeten. Vele anderen die wel bij haar in de klas hadden gezeten vertelden later, dat ze gemeen was, vooral typisch de kinderen uit een grote gezinnen, waar ze het niet zo breed hadden. Een paar van die sadistische handelingen: Veel te lang met de armen in de lucht staan en owéé, als je de armen iets liet zakken, dan sloeg ze je met het liniaaltje. Als je een snoepje in de mond had moest je het snoepje uit de mond halen en zij spuugde dan in je mond, de handen recht vooruit op je tafeltje en dan sloeg ze er op. 

Ook tóén waren er kinderen met ADHD of concentratie problemen, maar dat bestond toen nog niet. Toen we allang volwassen waren hebben we er toch nog om gelachen om al die verhalen.

Om de zoveel maanden, en dan begon de hele school al te bibberen……kwam de tandartswagen aan rijden. Dat vonden de meeste kinderen het ergste wat er was. Want er werd nog geboord zonder verdoving, zoals ik mij kan herinneren.

 De juffrouw noemde je naam op, want het ging op alfabet. Dus bij mij duurde het een paar dagen langer voordat ik aan de beurt was. Bij mij begon de eerste letter van mijn achternaam met een V. Een grote grijze kaart kreeg je in je hand en dan ging je met knikkende knieën naar de grote witte wagen en als het dan weer gebeurt was Helemaal blij. We hebben het er nog altijd over, maar dan met een smiley.

Als je jarig was, dan mocht je trakteren in je klas. Veertig taaie, harde toffees, van één cent per stuk. Voor de juf een reep chocolade. Die mocht ik kopen in een leuk klein winkeltje, vooraan in een zandweg, de Groene Geeststraat.

Een broer en zus woonde daar samen met zijn tweetjes en runde het winkeltje. Haar naam weet ik nog, Drienneke. In mijn kinderogen een stokoude dame, die ook nog doof was. Ze verkochten er tabak, koffie, thee en koekjes. Elke week ging ik daar voor mijn oma koffie kopen. De koekje kregen we er gratis bij. Die mocht ik uit zoeken. Meestal koos ik de bokkenpootjes.

Er waren ook kinderen bij die niet trakteerden, omdat er geen geld was. Dat gold ook met Sinterklaas. Iedereen moest een briefje trekken en dan een cadeautje kopen voor diegene die je getrokken had. Ook daar was geen geld voor, of ze kregen het niet van  hun ouders. Dat was natuurlijk heel erg zielig.

Het Wijchens dialect is mooi, maar ook een probleem. We wisten vaak niet hoe we moesten praten in het Nederlands. We probeerden het wel, maar het ging vaak mis. Zoals een vriendinnetje van mij uit de Haagdoornstraat, ze moest iets vertellen voor de klas. En de kleur Rose kwam er in voor. Ze dacht dat het Wijchens was en zei daarom Raas. Ze moest naar voren komen en nogmaals het woordje raas zeggen, waardoor ze door de gegoede burgerkinderen werd uitgelachen. Op haar 42ste ontdekte ze dat ze dyslectisch en bovengemiddeld intelligent. Maar zo een simpel arbeiderskind daar werd geen aandacht aan besteed. Zo waren er nog meer van dit soort verhalen, hoe arbeidskinderen behandeld werden op de Mariaschool, geleid door de zusters van liefde en krengen van barmhartigheid zei haar moeder Leen later.

De mode toen in die tijd:

  • De Astronautmuts, wie kent hem nog, een soort bontmuts. Ik had een witte, was net een konijntje.        
  • De klokrok met een petticoat eronder, zwarte lakschoentjes, haarbanden, strikken in je haar.
  • Radio luisteren, Elvis, Roy Orbison, Blue Diamonds, The Rolling Stones, The Beatles, The Shadows. Nederlandse artiesten: Willy& Willeke, Johnny Lion met zijn grote hit Sophietje en Rob de Nijs met zijn kassucces Zachtjes tikt de regen tegen het zolderraam.

De leukste juffrouw van de school en dat vond iedereen, was juffrouw van de Biggelaar.

De Valendries

De Valendries is een grote wijk in Wijchen, met veel boomnamen, bv de Acaciastraat, Esdoorn, Eiken, Meelbes, Haagdoorn, Meidoorn, Kersen, Lindenstraat, Bergweg, Ringlaan en Valendrieseweg.

De meeste mensen praten “Het Wijchens Dialect”. Deze wijk werd gebouwd vlak na de oorlog. Wij (ons gezin) kwamen daar ongeveer 1955 wonen, met mede familie naast mekaar. Opa, oma, ooms, tantes, neven en nichten.

Het ging er gemoedelijk aan toe. Iedereen kende mekaar, de touwtjes hingen ook gewoon uit de brievenbus, kon je zo naar binnen. Iedereen werkten, geen van allen hadden het breed, maar was tevreden, lag er ook aan hoeveel kinderen er in een gezin waren.

We speelden altijd buiten in onze straat. De Haagdoornstraat lag ook een grasveldje met bomen, precies goed om slagbal te doen. Vooral in de zomer met warm weer zaten we met zijn allen voor in de tuin, heel gezellig, kon je het ook beter bekijken. We deden hinkelen, elastiektwist, tollen, tikkertje, kaatsballen en in het welpenbos vlak naast de “Blije Dries” speelde we landverovertje .  Dat maak je nu niet meer mee.

De meesten hadden een fijne jeugd. Er waren  altijd wel een paar gezinnen waar het minder goed mee ging, maar als kind merk je daar niet zoveel van, later als je veel ouder bent, denk je daar anders  over na.

Toen we klein waren gingen we naar de kleuterschool in het “Laantje’’, een oud gebouw met nonnen. Daar had ik niet zoveel mee ,op een na,  ik weet de zusternaam niet meer, maar mijn broertje die twee jaar jonger was, mocht af en toe mee, naast mij zat hij dan, tot ie in slaap viel, ik moest dan wel blijven tot ie wakker werd. Heel grappig. En toen naar de grote school. De Mariaschool.

De Maria en de Franciscus school stonden aan de Oosterweg. Van een tot en met zes, enkele waren dubbele klassen. Een klas bestond uit minimaal vijfendertig kinderen. Voor die tijd, ongeveer eind jaren vijftig, waren het grote scholen.

We hadden les van maandag tot vrijdag, later ook nog de zaterdagochtend, dat vonden de meeste niet zo erg , en de ouders ook niet. Meestal deden we op zaterdag leuke dingen,omhoog tekenen, zingen, voorlezen, enz.

Ook de nonnen gaven nog les, die vond ik persoonlijk niet erg vriendelijk. Iedereen die in die tijd op school zat kent juffrouw Simons, een rare excentrieke juf. Ik heb gelukkig niet bij haar in de klas gezeten, want ze deed vaak heel erg gemeen, slaan met het liniaalstokje, spugen als je een snoepje in de mond had, met de armen omhoog blijven staan, en als de armen iets begonnen te zakken, kreeg je er van langs. Misschien heeft ze dat zelf als kind ook mee gemaakt, wie zal het zeggen. Op de jongens school was het idem dito, daar werd door sommige leraren ook klink geslagen, door kinderogen .Verschillende jongens van toen, weten dat nu nog precies te vertellen.

« Oudere berichten

© 2025 Marion Verkooijen

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑